-
1 deel
I 〈 het〉♦voorbeelden:zich het beste deel van iets toe-eigenen • tirer la couverture à soivoor een groot deel • en grande partiehet grootste deel • la majeure partiedeel uitmaken van • faire partie deeen hoorspel in zeven delen • une pièce radiophonique en sept épisodesten dele • partiellementdeel aan iets hebben • avoir part à qc.deel nemen in iets • participer à qc.elk zijn deel • à chacun son dûzijn deel aan iets bijdragen • payer sa part de qc.iemand ten deel vallen • échoir (en partage) à qn.II 〈de〉 -
2 noodzakelijk
♦voorbeelden:noodzakelijk deel uitmaken van • faire partie intégrante de2 het noodzakelijk achten iets te doen • estimer indispensable de faire qc.dit vloeit noodzakelijk uit die maatregel voort • c'est une conséquence inévitable de cette mesure -
3 zitting
♦voorbeelden:zitting nemen in de raad • faire son entrée au conseil -
4 behoren
1 [toebehoren; gerekend worden (tot)] appartenir (à)2 [vereist worden] falloir3 [betamen] convenir4 [+ bij, tot][onderdeel uitmaken van] faire partie (de)♦voorbeelden:dat behoort tot de zeldzaamheden • c'est exceptionneldat behoort nu tot het verleden • cela appartient désormais au passé3 jongeren behoren op te staan voor ouderen • il convient que les plus jeunes cèdent leur place aux plus âgésde Krim behoort tot de USSR • la Crimée fait partie de l'U.R.S.S. -
5 remise
♦voorbeelden: -
6 deel uitmaken van
deel uitmaken van -
7 een wezenlijk onderdeel uitmaken van
een wezenlijk onderdeel uitmaken vanDeens-Russisch woordenboek > een wezenlijk onderdeel uitmaken van
-
8 gehoor
♦voorbeelden:muzikaal gehoor • oreille musicaleeen scherp gehoor hebben • avoir l'oreille fineeen slecht gehoor • une ouïe mauvaisegehoor krijgen, vinden • être entenduhet gehoor strelen • flatter l'oreillein het gehoor liggen • être facile à écouterop het gehoor iets spelen • jouer qc. d'oreilleiets ten gehore brengen • exécuter qc.dat is geen gehoor! • c'est à se boucher les oreilles!een talrijk gehoor • un auditoire nombreuxonder iemands gehoor zijn • faire partie de l'auditoire de qn.een welwillend gehoor bij iemand vinden • avoir l'oreille de qn.gehoor geven aan iemand, iets • prêter l'oreille à qn., à qc.aan de oproep gehoor geven • obtempérer à la convocationgehoor hebben voor iemand, iets • être attentif à qn., à qc.bij geen gehoor • en cas d'absence -
9 in de jury zitten
in de jury zitten -
10 jury
-
11 noodzakelijk deel uitmaken van
-
12 onder iemands gehoor zijn
onder iemands gehoor zijnfaire partie de l'auditoire de qn. -
13 remise spelen
remise spelen -
14 wezenlijk
♦voorbeelden:een wezenlijk verschil • une différence essentielle3 is het wezenlijk waar? • est-ce réellement vrai? -
15 zitting hebben in
zitting hebben in -
16 kop
♦voorbeelden:kop of munt • pile ou facede kop van Overijssel • la partie Nord de l'Overijsselde kop van het peloton • la tête du pelotonde kop van een spijker • la tête d'un cloukop aan staart • tête-bêcheer zit kop noch staart aan • ça n'a ni queue ni têtemet een kwaaie kop weglopen • s'en aller en colèrede koppen tellen • faire le compte des personnes présentesveel aan zijn kop hebben • avoir une foule de choses à régleriemand aan zijn kop zeuren • casser les pieds à qn.〈 figuurlijk〉 met kop en schouders boven iemand uitsteken • dépasser qn. de cent coudéeskop dicht! • la ferme!hij heeft een dikke kop • il a une grosse cabochehij heeft een harde kop • il a la tête dureeen houten kop hebben • avoir la gueule de boiseen kale kop • une boule de billardzij is een kop kleiner dan hij • elle a une tête de moins que luieen knappe kop • une grosse têtemet rode koppen tegenover elkaar staan • s'affronter comme deux coqseen rooie kop krijgen • piquer un fardhou je kop! • la ferme!〈 figuurlijk〉 dat zal me de kop niet kosten • 〈 uitgave〉 ça ne va pas me coûter les yeux de la tête; 〈 risico〉 je n'y risque pas ma têteik wil er mijn kop onder verwedden • j'en donnerais ma tête à coupermijn kop eraf als • le diable m'emporte, sikop op! • allons, courage!je krijgt het niet al ga je op je kop staan • tu as beau faire, tu ne l'auras paszich voor de kop schieten • se faire sauter le caissoniemand voor de kop schieten • brûler la cervelle à qn.zij kreeg een kop als vuur • elle a piqué un soleiluit een kop drinken • boire dans une tasse¶ iets de kop indrukken • couper court à qc.op de kop af • tout justeiets op de kop tikken • dénicher qc.iemand op zijn kop zitten • enguirlander qn.een bemanning van honderd koppen • un équipage de cent hommes -
17 partij
♦voorbeelden:de strijdende partijen • les parties combattanteszij heeft de partij gewonnen • elle a gagné la partiede spelers in partijen verdelen • diviser les joueurs en équipespartij kiezen, trekken (voor iemand) • prendre parti (pour qn.)de partijen komen overeen dat … • les parties conviennent que …geen partij zijn voor • ne pas faire le poids contrezij is een goede partij • c'est un beau partieen partijtje geven • donner une fêteeen partijtje vechten • se bagarrerpartij trekken van • tirer parti devan de partij zijn • être de la partie -
18 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
19 potje
♦voorbeelden:〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 een potje gedekt houden • se taire sur qc.een potje huilen • pleurer un bon coupeen potje kaarten • faire une partie de cartesbij iemand een potje kunnen breken • pouvoir tout se permettre avec qn.er een potje van maken • faire qc. par-dessus la jambeeen potje vechten • se bagarrer〈 spreekwoord〉 geen potje zo scheef of er past een dekseltje op • il n'y a pas si vieux pot (si vieille marmite) qui ne trouve son couvercle〈 spreekwoord〉 kleine potjes hebben grote oren • petit chaudron, grandes oreilles -
20 spelletje
♦voorbeelden:dat is een leuk spelletje • c'est un jeu amusanter wordt een vies, vuil spelletje gespeeld • il s'y joue un sale petit jeueen spelletje doen • jouerspelletjes doen • faire des jeuxhij maakt er een spelletje van om steeds te laat te komen • on dirait que ça l'amuse d'être toujours en retardvan alles een spelletje maken • prendre tout à la légère〈 figuurlijk〉 een spelletje spelen met iemand • se payer la tête de qn.doe je ook een spelletje mee? • tu joues avec nous?zullen we nog een spelletje doen? • on refait une partie?
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Faire partie de quelque chose — ● Faire partie de quelque chose en être un élément, être au nombre de : Vous faites partie des privilégiés … Encyclopédie Universelle
partie — [ parti ] n. f. • 1119; de 2. partir I ♦ Élément d un tout organisé. 1 ♦ (Envisagé dans ses rapports avec la totalité qui le comprend.) « je tiens impossible de connaître les parties sans connaître le tout, non plus que de connaître le tout sans… … Encyclopédie Universelle
PARTIE — n. f. Fraction d’un tout. Le tout est plus grand que la partie. Un tout composé de parties différentes. Les parties du corps. Les cinq parties du monde. Une partie de cet édifice tombe en ruines. La partie haute, la partie basse d’une rivière. Ce … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Faire les poubelles — Récupération informelle des déchets Pour les articles homonymes, voir Récupération des déchets et Chiffonnier. Ramasseurs de déchets dans un bidonvill … Wikipédia en Français
Faire l'élastique — Glossaire du cyclisme Sommaire 1 A 2 B 3 C 4 D 5 E … Wikipédia en Français
Faire le trou — Glossaire du cyclisme Sommaire 1 A 2 B 3 C 4 D 5 E … Wikipédia en Français
Faire parler la classe — Glossaire du cyclisme Sommaire 1 A 2 B 3 C 4 D 5 E … Wikipédia en Français
partie — 1. (par tie) s. f. 1° Portion d un tout. 2° Les petites parties, les atomes. 3° Portion du corps. 4° Dans le langage scolastique, certaines divisions de l âme. 5° En grammaire, parties du discours, parties des verbes, etc. ; en peinture … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
faire — 1. (fê r) Au XVIe Siècle, d après Bèze, les Parisiens prononçaient à tort fesant au lieu de faisant ; c est cette prononciation des Parisiens, condamnée alors, qui a prévalu ; on prononce aujourd hui fe zan, fe zon, fe zê, fe zié), je fais, tu… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
partie — vuyde et entiere, et sans y toucher, Vacua et integra pars. La quotte partie afferant à un chacun de la compagnie, Pars virilis. Une partie de ceux qui regardent, Pars spectatorum. Ce que fait une partie de nos argentiers, Quod partim nostri… … Thresor de la langue françoyse
partie — Partie. s. f. Portion d un tout, portion d un corps physique, moral ou politique. Petite partie. grande partie. la meilleure partie. une bonne partie. j en ay la meilleure partie. parties essentielles, integrantes. parties anterieures. parties… … Dictionnaire de l'Académie française